DORDRECHT – Dordtenaar Nick van Uden verzamelt foto’s, documenten, uniformen en andere zaken die met de Tweede Wereldoorlog te maken hebben, specifiek met betrekking tot Dordrecht, en deelt die met achtergrondinfo op www.dordrechtindeoorlog.nl. Maar ook met de lezers van de Plusser en Dordt Centraal. Zoals dit verhaal, waarvoor in de krant van 5 mei helaas geen plaats meer was.

4 mei, een dag die voor veel Nederlanders tot de verbeelding spreekt. De dag waarop wij onze oorlogsdoden herdenken. Maar wie zijn dat eigenlijk? Nu de generatie die de oorlog meemaakte ons langzaam ontvalt, wordt het des te belangrijker dat we ons een beeld kunnen vormen bij wie het waren en welk offer zij brachten. Terwijl ik de begraafplaats in Geertruidenberg op loop en in de hoek zijn grafsteen al zie staan denk ik aan het verhaal van Jan Pruijsten. Het bidprentje dat ik van zijn familie kreeg heb ik bij me. Door de foto erop kijk ik anders naar zijn grafsteen. Hier ligt een mensenleven.

Een jonge soldaat
Johannes Adrianus Pruijsten werd op 16 februari 1920 geboren in Geertruidenberg en volgde op jonge leeftijd al teken- en schilderlessen. Hij was een sportieve jongeman die graag voetbalde en wielrende. Ook hield Jan van muziek, hij speelde vioolciter. Maar aan dat leven zou spoedig een einde komen, want bij loting in het stadhuis van Geertruidenberg was hij nummer 21. Op 23 oktober 1939 moest hij zich melden als dienstplichtige. Huilend kwam hij thuis na het horen van dit nieuws. Hij was pas 19 en moest zijn vertrouwde omgeving achterlaten. Jan kreeg tot 15 februari 1940 een basisopleiding bij het Depot Wielrijders in Gouda. Hierna werd hij geplaatst bij het 2e regiment wielrijders, waar hij de rest van zijn mobilisatietijd doorbracht. De tijd kroop voorbij. En toen was er die ene dag: 10 mei 1940.

Opeens oorlog
In de vroege ochtend werd Nederland opgeschrikt door de Duitse inval. Opeens was het oorlog. Ook Jans eenheid kwam in beweging. Via Eindhoven, Tilburg, Loon op Zand, Keizersveer, Gorinchem, Alblasserdam en Papendrecht kwamen ze op 11 mei in Dordrecht aan. Onderweg bij Keizersveer werd hij door zijn vader en zus opgewacht. Zijn vader had burgerkleding voor hem mee en probeerde hem te laten deserteren. Jan wilde er niets van weten. Hij keerde zich nog eenmaal richting het Brabantse land en zei: “Dit zal ik wel nooit meer terugzien.” Alsof hij voelde wat er te gebeuren stond. Het regiment zou als onderdeel van de Lichte Divisie betrokken worden bij een groter plan om het Eiland van Dordrecht te zuiveren van vijandelijke troepen. Intussen zaten de Duitsers niet stil. Op het eiland waren op 10 mei al honderden Duitse parachutisten geland, die nu de bruggen bij Moerdijk en de Oude Maas tussen Dordrecht en Zwijndrecht bezet hielden. De Duitse 9e pantserdivisie had intussen snel zijn opmars gemaakt en aansluiting gemaakt met de parachutisten bij de Moerdijkbruggen. Er waren ook Duitse versterkingen vanuit Rotterdam aangekomen. Het was 13 mei. Terwijl de Nederlandse troepen het plan hadden om het eiland te zuiveren waren de Duitsers voornemens de stad zelf in te nemen. Jan zat er met zijn kameraden precies tussenin, vlakbij de kruising Schenkeldijk/Zeedijk in Dubbeldam. Het begon met een luchtaanval van Duitse Ju87 Stuka duikbommenwerpers. Kort daarna, terwijl de wielrijders zich nog aan het formeren waren voor hun aanval, kwamen er over de Zeedijk ongeveer twintig Duitse tanks aangereden. Het werd een chaos van jewelste en de voorhoede werd compleet overrompeld. Toen de Duitse tanks nog steeds tegenstand kregen van de Wielrijders, viel de Luftwaffe hen aan. Het moet een hel zijn geweest. Jan raakte zwaar gewond en werd in de chaos voor dood achtergelaten. Hij werd gevonden door Duitse militairen die hem verzorgden en overbrachten naar het Zuiderziekenhuis in Rotterdam. Voor Jan betekende dit het einde van de oorlog.

Gewond en toch gesneuveld
Zijn verwondingen aan rug, arm en voet waren zeer ernstig. Hij had diverse schotwonden en in het ziekenhuis moesten een been en een arm worden geamputeerd. Het moet voor zijn ouders verschrikkelijk geweest zijn om te zien. Jans vader barstte in woede uit toen hij zag wat de Duitsers zijn zoon hadden aangedaan. Maar Jan had de Duitsers vergeven, want het was dankzij hen dat zijn vader nu nog aan zijn bed kon staan. En ondanks alles had Jan nog de hoop dat het goed zou komen. Tegen een andere gewonde van zijn compagnie die bij hem op de kamer lag zei hij nog: “Als we opgeknapt zijn, gaan we naar Engeland.” Het mocht niet zo zijn. Nadat zijn ouders en oom hem nog een laatste keer bezocht hadden overleed Jan op 31 mei 1940. Op 4 juni werd hij in Geertruidenberg begraven. Na afloop van de kerkdienst werd het volkslied gezongen. Jan had het hoogste offer gebracht.

Jan Pruijsten is één van de ruim 2.300 Nederlandse militairen die tijdens de meidagen van 1940 voor de vrijheid van ons land sneuvelden. Tot de slachtoffers behoren zij niet alleen zelf, maar ook de familieleden die zij achterlieten. Terwijl ik de begraafplaats verlaat en nog een laatste blik werp op zijn grafsteen bedenk ik me iets: Jan heeft nooit zo oud mogen worden als ik nu ben.