DORDRECHT – Morgen staan aan de Reeweg twee trotse koplopers tegenover elkaar, aftrap 14.30 uur. DFC en het Ambachtse IFC hebben dit seizoen nog niet verloren. IFC staat alleen drie punten voor, omdat er een wedstrijd meer gespeeld is.

IFC begon de competitie met een doelpuntloos gelijkspel bij Internos, maar won daarna wedstrijden met speels gemak. In de vijf wedstrijden die volgden werden maar liefst 28 doelpunten gemaakt, terwijl er maar twee geïncasseerd hoefden te worden. De zeges van DFC zijn een stuk minder doelpuntrijk, maar met vier overwinningen begon de ploeg van trainer Danny Slegers uitstekend aan de competitie. Afgelopen zaterdag was er bij Oud-Beijerland in de vijfde wedstrijd pas het eerste puntverlies. Er werd met 1-1 gelijk gespeeld, maar het had nog veel slechter kunnen aflopen, want DFC keek lang tegen een achterstand aan. Aanvoerder Colin Reening zorgde er pas in de slotfase voor dat er een punt mee naar Dordrecht kon worden genomen. De ambities voor IFC zijn duidelijk. Nadat de ploeg een paar jaar geleden overstapte van de hoofdklasse zondag naar de vierde klasse zaterdag is alles erop gericht om zo snel mogelijk weer op een hoger niveau te komen. Met veel spelers met hoofdklasse-ervaring werd de ploeg van trainer Ron Timmer vorig seizoen zonder nederlaag kampioen in de vierde klasse en ook dit jaar zijn de verwachtingen hoog gespannen bij Ido’s Football Club.

“We moeten ervoor zorgen dat we geen schietschijf worden”, stelt Slegers die al aan zijn achtste seizoen als hoofdtrainer bij DFC bezig is. “Op onze knollentuin is van alles mogelijk. Veel tegenstanders vinden het niets om op zo’n veld te spelen, maar wij zijn het gewend. De druk ligt bij hen, denk ik. Als wij tegen IFC een punt pakken is dat voor ons een bonuspunt en voor IFC zal dat voelen als verliespunten. Zaterdag hadden we ook kunnen winnen. Een goede kans werd onterecht afgevlagd en daarna moeten we eigenlijk nog een penalty krijgen. Met de puntendeling kan ik wel leven, want we speelden niet sterk. We missen wel een paar jongens, maar dat vangen we op.”