ZWIJNDRECHT – Komende zaterdag staat in de tweede klasse F de regioderby Pelikaan tegen Oranje Wit op het programma. Op Sportcomplex Bakestein wordt om 14.30 uur afgetrapt.

Oranje Wit nam na de met 3-1 gewonnen topper tegen concurrent Spartaan 20 de koppositie over van de Rotterdammers. De ploeg van trainer Björn Vlasblom lijkt het goede gevoel na een nederlaag en een gelijkspel weer terug te hebben. Pelikaan beleeft een mindere periode. Afgelopen zaterdag was er een afgetekende 3-0 nederlaag bij plaatsgenoot VVGZ. Met acht punten uit even zoveel wedstrijden is de equipe van Joey van der Waal, met in het achterhoofd de versterkte degradatie, zeker niet zonder zorgen. “Het gemiddelde van één punt per wedstrijd is onvoldoende. Het verlies van zaterdag voelde voor ons als een grote teleurstelling. VVGZ ging tot het gaatje en wij niet. Zij maakten er in de goede zin van het woord een knokpartij van en daar zijn zij beter in. Komende zaterdag kunnen we onze borst natmaken. Spartaan 20, Oranje Wit en IFC gaan uitmaken wie er promoveert, denk ik, maar daaronder is alles nog open. Na onze winst tegen Alexandria ‘66 stegen van plek elf naar plek zeven. Maar na een paar verliespartijen kun je ook snel zakken. Wij gaan er zaterdag alles aan doen om punten af te snoepen van koploper Oranje Wit. Er zijn verbanden tussen Pelikaan en Oranje Wit. Björn heeft hier een verleden als trainer, onze keeper Luc Francissen speelde bij Oranje Wit en Mike Muijen is van ons naar Oranje Wit gegaan. Ook dat maakt zo’n wedstrijd leuk”, kijkt Van der Waal uit naar zaterdag. Oranje Wit-trainer Björn Vlasblom keert terug op het oude nest. “Ik denkt dat Pelikaan te laag staat en dat zij zeker gaan stijgen. Ze hebben ook wel wat pech gehad met blessures. We hadden het afgelopen zaterdag absoluut niet makkelijk tegen Spartaan 20. De eerste twintig minuten waren zij echt veel beter, maar daarna kwamen wij in de wedstrijd. Ik verwacht zaterdag een leuke wedstrijd met twee ploegen die willen voetballen. Er gaan er nog veel struikelen bij Pelikaan, maar hopelijk wij niet.”