Zoals bij elke organisatie is er ook in onze ambulancedienst veel aandacht voor veilig werken en de kwaliteit van ons handelen. Jaarlijks kunnen we diverse auditoren verwelkomen om in één, of twee, of soms wel vier dagdelen onze werkprocessen nauwgezet onder de loep te nemen. Hoewel iedereen zucht onder de toenemende administratieve last in de zorg, lukt het maar niet om dit fenomeen te keren. Steeds weer moeten we onze organisatie en processen binnenstebuiten keren. Overigens is het in al die jaren nog nooit voorgekomen dat hierdoor inderdaad een cruciale tekortkoming of nalatigheid aan het licht kwam. Prima dus, zou je denken. En dat is het natuurlijk ook.

Toch wil ik een bijzondere audit er eens uitlichten: de risico-inventarisatie en -evaluatie, kortweg RI&E. Dit is een wettelijk verplichte inventarisatie van alle denkbare arbeidsrisico’s. Het werkt als volgt. Enkele collega’s bezoeken een locatie (bijvoorbeeld een uitrukpost, trainingscentrum, hoofdkantoor, meldkamer) en nemen alle aspecten van het werk kritisch door. Denk daarbij aan tillen, werkhouding, werkdruk, agressie, omgang met gevaarlijke stoffen, brandveiligheid, omstandigheden tijdens het werken in een rijdende ambulance en ga zo maar door. Vervolgens gaat een extern bureau vanuit een onafhankelijke positie de analyse die door onze eigen collega’s is opgesteld analyseren. En daarna moet de bestuurder aan de slag met de vastgestelde zogenaamde risico’s.

 

U voelt ‘m aankomen? Niets ten nadele van mijn gewaardeerde collega’s die telkens ijverig op zoek gaan naar risico’s. Maar hoe ver ga je dan? Wat kan nog als een reëel risico worden bestempeld en wat is ‘over de top’? De afweging die de bestuurder moet maken om met de ene aanbeveling wel aan de slag te gaan en met een andere niet, is lastig. Maar als ik me zorgen moet gaan maken over de aanbevolen jaarlijkse controle van een waterkoker of eierkoker op het aanrecht van het hoofdkantoor, dan vraag ik me soms af wie zich hier nu eigenlijk moet laten controleren.

 

Hans Janssen