“Ze heeft behoefte aan positieve ervaringen.” Ik sta stil, maar mijn hond niet. Die kruipt en dartelt en sluipt en draait naar de overkant van de straat. Wanneer mijn hond kwispelt, dan gaat zijn staart van links naar rechts. Sommige honden roteren met hun staart, net als een klein helikoptertje. Die van mij niet. Hij is nu zo enthousiast aan het kwispelen dat hij zichzelf van zijn korte achterpootjes afzwiept. Zijn doel staat aan de andere kant van de straat te bibberen. Iets wat lijkt op een hazewindachtig beest. Een passende bodywarmer is rondom het magere lijf gesnoerd. De staart hangt stil omlaag, wordt zelfs zoveel mogelijk tussen de poten gehouden. Mijn hond wil spelen. De windhond niet. Zo te zien een adoptiehond met een lange termijnbegeleiding. Je herkent die honden al op afstand. Vuilnisbakkie, kop, poten en lijf lijken niet altijd bij elkaar te horen. Liefst achter het baasje gaan staan. Ogen vol met schrik. Meestal zijn ze na een klein jaartje wel gewend aan hun baasje, hun riem en aan Dordrecht. Knap van die baasjes.
Ik ga boodschappen doen. De gangpaden staan overvol met werkende meiden en dozen. Alle vakken worden bijgevuld. Tussen de volgestapelde magazijnkarren door kan ik nog net bij de vuilniszakken. Aardige meiden die hier werken, ze kwebbelen voortdurend. Als een vlucht spreeuwen ruist het gesprek heen en weer. Dat kwebbelen moet op luide toon, want ze zijn in verschillende gangpaden bezig. “Naar die school in Dordrecht moet je niet gaan, daar zitten alleen Turken. Heel erg.” Ik heb het gesprek niet gevolgd, maar nu staan mijn oren op steeltjes. Bij mijn buurman ook, zie ik. Ik denk dat hij een Turkse meneer is. Hij zoekt naar spulletjes, maar blijft wel op hetzelfde plekje staan. Na een half minuutje kijkt hij mij aan en zegt hij hardop: “Ik zie hier alleen maar negers en Marokkanen. U toch ook? Is dat niet erg?” Ik begin te grijnzen. Ik zie ook nog mensen uit Zuid-Amerika en Spanje. En volgens mij zijn Brabanders nog erger. Die kom je ook overal tegen. Dan moet mijn Turkse buurman ook lachen en zegt: “Ik kom zelf uit Antwerpen”. Wij worden het eens dat Vlamingen nog erger zijn.
’s Avonds loop ik weer een rondje met mijn hondje. Dan kun je eens rustig de dag overpeinzen. Misschien lijkt het kwispelen van honden wel op het lachen van mensen. Zoals opoe vroeger al zei: “Een vriendelijk gezicht, geeft altijd licht.” De windhond met bodywarmer wordt weer onder dubbele begeleiding uitgelaten. De scherpe snoet is voortdurend in onze richting gedraaid. De staart hangt ondertussen iets losser. Mijn hond probeert opnieuw het spel te beginnen. De windhond niet. Volgende keer misschien wel. Zoals haar hondenbaasje al eerder zei: “Ze heeft behoefte aan positieve ervaringen”. Wie niet?