Onze weekendcolumnist Bert van de Water was even uit de roulatie. In zijn column van deze week vertelt hij waarom.
Zwijgend kijk ik mezelf in de spiegel aan. De kringen en groeven in mijn gezicht lijken platgereden rubber op een verwaarloosd parkeerterrein. Ik sta. Ik houd me vast aan de wastafel. Naakt. Ik zie slangetjes, infusen, hechtingen, groen/blauwe prikplekken. Een katheter is verbonden aan een vollopende zak urine. “Gaat het nog meneer?” Ik word gewassen. Ik heb me bevuild. Gelukkig mag ik op mijn eigen voeten staan. Twee verpleegsters zijn met me bezig. De ene coacht. De andere wast. Naakter kan iemand niet zichzelf zijn. Gêne, schaamte, gevoel voor decorum en uiterlijkheden zijn niet eens van ondergeschikt belang. Niets van dat alles heeft hier enig belang. Naakter dan hier kan ik me niet voelen.
Hier kan niemand op voorbereid worden. Natuurlijk kom ik met klachten in het ziekenhuis. Natuurlijk word ik daar goed geholpen. Natuurlijk hebben al die doctoren een passend advies: “U gaat onder algehele narcose. Dan gaan we in de meeste lichaamsopeningen slangen en buizen stoppen. Ook maken we nog een paar extra openingen voor extra aansluitingen. We gaan uw borstbeen in de lengte splijten. Daarna buigen we uw ribbenkast open. Dan maken we het hart open en beslissen we wat we gaan doen. Die beslissing hoort u na de operatie.” Ik heb alles goed gehoord. Ik heb een grote beurt gehad. Eén hartklep is gerepareerd. Die hing een beetje aan flarden. Het vergroeide flubbertje er af geknipt. Gaatje gestopt. Kapotte trekdraadjes vervangen. Een nieuwe ring erom getrokken, zodat de boel niet uit elkaar valt. Dat is allemaal netjes aan elkaar geborduurd. Omdat alles open ligt, hebben ze ook een stuk van de hartkransslager vervangen. Dat gaat nu in een moeite door. Intensive Care, High Care, Medium Care, ik heb het allemaal mogen meemaken. Met een doe-het-zelf morfinepomp in de hand ben ik er niet altijd bewust bij. In elk geval moet mijn lege geheugen door de familie regelmatig bijgevuld worden. De verpleegsters zijn er altijd. De dokters meer dan voortdurend. Electro-shocks, hartritmestoornissen, slaapproblemen, smaakverlies, teveel vocht, te weinig vocht, alles wordt mij uitgelegd. De man in de spiegel ken ik nog niet. Dat is iemand die gaat leven, maar vandaag alleen maar naar zijn adem staat te happen. Dat is het leven. Ademhalen, een schone rug. Straks een slok drinken en een praatje. Ik heb mijn leven teruggekregen. Nu moet ik daar voor gaan zorgen.
Thuis word ik bijna dagelijks geprikt door de Trombosedienst. Door heel Dordrecht reizen de priksters om buisjes bloed op te halen. De telefoon gaat, om te vertellen wat ik moet doen. De huisdokter is al weer geweest om hechtingen weg te halen. Plaspillen zijn nodig en worden klaargelegd bij de apotheek. Naar buiten de straat op, achter de rollator. Ik zie er vertieft uit, maar ik ben er wel.
Bert van de Water.