DORDRECHT – De dichtregel van Kees Buddingh’ keert deze week terug op een gevel aan het naar de dichter vernoemde plein, maar daar moet het volgens veel Dordtenaren niet bij blijven. Columnist Thijs Blom opperde enkele weken geleden in Dordt Centraal dat het plein zou moeten worden opgesierd met kunst, gebaseerd op Buddingh’’s werk. Dat maakte nogal wat los in de stad.

Ton Delemarre, na zijn pensionering bij de gemeente uitgegroeid tot het cultureel geweten van Dordrecht, wil dat er “nu eindelijk” een dubbelstandbeeld komt: “voor Buddingh’ en Otto Dicke.” Dichter Kees Klok steunt dat idee op social media en Hans Berrevoets, voorzitter van het Buddingh’ Genootschap, doet er nog een schepje bovenop: “Ik zou daar dan gelijk een standbeeld aan willen toevoegen voor Top Naeff, onze eerste vrouwelijke ereburger.” In 1900 schreef Naeff haar boek SchoolIdyllen, dat was het eerste Nederlandse meisjesboek. Eén van haar werkplekken was een tuinhuisje grenzend aan het Beverwijcksplein. Daar zou een standbeeld niet misstaan, vindt Berrevoets: “Het zou ook het eerste beeld van een vrouw worden. Ook daarom al speciaal.” De Initiatiefgroep Zonen en Dochters van Dordrecht vroeg er al eerder aandacht voor bij de gemeente, maar vooralsnog zonder tastbaar resultaat.

Tweelinghelden

Delemarre herkent dat wel: “Dat idee om voor Buddingh’ en Dicke een standbeeld te plaatsen opperde ik zes jaar geleden al. Het vond breed weerklank, maar helaas niet bij de lokale politiek. Dat is zo jammer, want wat is nou nog mooier dan een tweede duplo-monument in de stad? We hebben bij de Visbrug al het broederpaar Jan en Kees (Johan en Cornelis – red.) de Witt. Stel je Dordrecht eens voor als de stad met twee tweelinghelden. Dordt verslaat Weimar!” In de Duitse stad Weimar werd in 1857 een monument opgericht voor de bevriende kunstenaars Goethe en Schiller. Het werd een van de meest geliefde monumenten in Duitsland en ver daarbuiten, vertelt Delemarre: “Dordt kent ook zo’n geliefd kunstenaarspaar: Kees en Otto, beiden in 1918 geboren, beiden ereburger van de stad. Het waren goede vrienden. Kees had in Pictura zijn werkkamer naast het atelier van Otto en ze gingen vaak samen een partijtje driebandenbiljart leggen in het nabijgelegen Café Loeve.”

Spekkie en Blekkie

Dicke maakte de illustraties bij boeken van Kees en met name bij de strip Spekkie en Blekkie, in het Dordtsch Dagblad, zo’n 8.000 tekeningen in tien jaar. “Die mooie foto van Kees en Otto uit 1983 in Bellevue, bij de heruitgave van de strip, zou een model kunnen zijn voor een gezamenlijk standbeeld”, vindt Delemarre. Berrevoets staat er vierkant achter: “Dordt verdient meer verbeelding. Dat is een bijdrage aan meer saamhorigheid en verbinding.” Hij acht “duidelijke, concrete plannen nodig om de discussie echt los te maken. Onze mooie geschiedenis staat in de Canon van Dordrecht, van kenniscentrum Augustijnenhof. Boordevol verhalen om door te geven, die verbeelding aanschouwelijker maken. Daarmee kan je de generatie van de toekomst, de jongeren van nu, ook aanspreken. Het werk dat Otto en Kees hebben nagelaten, biedt een schatkamer aan mogelijkheden tot verbeelding.”

Beeldenpark

Het dubbelbeeld van Buddingh’ en Dicke ziet Delemarre het liefst verrijzen op het Otto Dickeplein, niet geheel toevallig bij de oever van de Merwede. Een knipoog naar het Beeldenpark Drechtoevers: “Er staan dertig beeldhouwwerken langs de oever in Papendrecht, vijf in Alblasserdam, zestig in Zwijndrecht, nul in Dordrecht.” Als het aan Delemarre ligt verdwijnt de hatelijke nul en gaat de wens van menig Dordtenaar in vervulling: “Het laat me niet los.”