DORDRECHT – Henk Mesman schrijft iedere maand voor Dordt Centraal een verhaal over de geschiedenis van onze stad en haar omgeving. Deze maand over Isaac Beeckman, Hans Lippershey, de Latijnse school aan de Nieuwstraat en de sterrenkunde. 

De welvaart van ons land groeide in de 17e eeuw spectaculair. Door die welvaart kregen mensen meer mogelijkheden en tijd om na te denken over innovaties die hun bestaan zouden kunnen veraangenamen. Scheepsbouwers werden uitgedaagd om zeilschepen te ontwerpen waar zoveel mogelijk lading mee vervoerd kon worden. Het resultaat was de uitvinding, door Pieter Jansz. Liorne uit Hoorn, van het revolutionaire fluitschip. Soms was het van levensbelang om ver te kunnen kijken op zee. In 1608 ontwikkelde de Middelburgse brillenmaker Zacharias Jansen de verrekijker. Het fluitschip en de verrekijker maakten het vervoer van lading en het varen op zee niet alleen efficiënter, maar ook veiliger. Er was een natuurlijke wisselwerking tussen welvaart, techniek en wetenschap. Deze wisselwerking  was mogelijk dankzij een relatief goed onderwijssysteem in ons land.

Onderwijssysteem

In de 17e eeuw waren er twee soorten onderwijs: voor de gewone man én voor de elite. Veruit de meeste kinderen in onze oude republiek waren van eenvoudige komaf. Jongens en meisjes van alle leeftijden zaten door elkaar in een leslokaal. De lesruimten waren primitief, een schuur of een woonkamer voldeed. De schoolmeester die voor de klas stond, was in die tijd beperkt opgeleid. Het was meestal een bijbaantje dat hij naast bijvoorbeeld koster uitoefende. De leerlingen leerden lezen en schrijven in het Nederduits (Nederlands). Wanneer de meester het rekenen machtig was, dan bestond de mogelijkheid dat de leerling deze vaardigheid ook leerde. Er werd hoofdelijk onderwijs gegeven. Ieder kind kreeg een individuele opdracht en moest regelmatig bij  de onderwijzer komen om de opdracht na te laten kijken. De ouders betaalden een kleine vergoeding voor de lessen die hun kind kreeg. Meestal bleef het bij deze basale vorm van onderwijs. Toch kon de doorsnee-inwoner van ons land beter lezen en schrijven dan mensen elders in Europa. Tussen de tien en twaalf jaar traden jongens, en soms ook meisjes, toe tot één van de vele vakgilden. Sommigen bekwaamden zich tot meester in het betreffende vak. Er waren ook vele jongeren die werk vonden zonder tot een gilde toe te treden, bijvoorbeeld als zeeman, soldaat, dienstbode of melkmeid.

Franse en Latijnse School

Bij de milieus die zich dat financieel konden veroorloven kregen zowel de meisjes als de jongens thuisonderwijs. Zij leerden rekenen, schrijven en lezen in het Nederduits. Rond hun tiende levensjaar bezochten de meisjes de Franse school. Zij leerden Frans en werden opgeleid voor hun toekomstige taak, meestal het bestieren van een regentengezin. De jongens gingen naar de Latijnse school. Hier werd hen Latijn aangeleerd, zodanig dat zij deze taal konden lezen, schrijven en spreken. Dit was noodzakelijk omdat aan alle universiteiten in Europa en in de wetenschappelijke wereld uitsluitend Latijn werd gesproken. Naast dit hoofdvak kregen zij theologie, rechtsgeleerdheid en retorica (de kunst van het overtuigend schrijven en spreken). De overige vakken hingen deels af van de docenten en de rector van de betreffende Latijnse school. De voorloper van de Dordtse Latijnse school werd gesticht in 1253 en is de oudste van ons land. Sinds 1579 was deze school gevestigd aan de Nieuwstraat, daar waar tegenwoordig Filmtheater De Witt staat.

Veelzijdig geleerde

Isaac Beeckman (1588-1637) was van 1627 tot 1637 rector van de Dordtse Latijnse school. Hij was een veelzijdig geleerde. Hij promoveerde in de medicijnen in het Franse stadje Caen. Aan de Leidse universiteit had hij theologie, filosofie, letterkunde en wiskunde gestudeerd. Natuurkunde, weerkunde en sterrenkunde behoorden tot zijn favoriete onderzoeksgebieden. Zo verscheen in 1628 op het dak van de Latijnse school aan de Nieuwstraat een observatietorentje. Met een telescoop bestudeerde Beeckman de nachtelijke hemel. Dit instrument was uitgevonden door de Nederlander Hans Lippershey in 1608. Dit Dordtse sterrenkundig observatorium was het eerste in ons land, nog voor dat de Leidse sterrenwacht in 1633 werd gebouwd. Beeckman heeft jammer genoeg geen boeken geschreven. Hij heeft wel een dagboek bijgehouden. Daar begon hij al mee als kind op de Latijnse school in Arnemuiden. Zijn dagboek bestrijkt ongeveer 33 jaar, zodat je de ontwikkeling van zijn denkwereld nauwkeurig kunt volgen. Beeckman leefde in de Renaissance, een tijdsgewricht waarin de mens de natuur om zich heen beter wilde leren begrijpen. Door hun  veelzijdige rector hadden de leerlingen van de Dordtse Latijnse school aan keuzevakken geen gebrek. De latere staatsman Johan de Witt was leerling in de jaren dat Beeckman rector was. Vrijwel zeker geïnspireerd door Beeckman experimenteerde Johan met echometingen om de snelheid van geluid te bepalen. Sinds 1876 heet dit schooltype ‘gymnasium’. In 1909 verhuisde dit oudste gymnasium van Nederland naar een nieuw schoolgebouw aan het Oranjepark. In 1953 werd deze school vernoemd naar een van zijn oud-leerlingen, het Johan de Witt-gymnasium.

Onderwijs, innovatie en welvaart

Een van de argumenten om de geschiedenis te bestuderen, is om te begrijpen hoe en waarom de maatschappij voortdurend verandert. Het bovenstaande leert ons wanneer onderwijs en innovatie hand in hand gaan, de welvaart toeneemt. Bezuinigen op onderwijs gaat op den duur ten koste van onze welvaart.

Reageren? Mail naar h.mesman@upcmail.nl.

Henk Mesman. (Archieffoto: Stolk Fotografie)