DORDRECHT – Henk Mesman schrijft iedere maand voor Dordt Centraal een verhaal over de geschiedenis van onze stad en haar omgeving. Deze maand over de Zuid-Afrikaanse connectie van Dordrecht en de bijzondere Dordtse kunstverzamelaar Hidde Nijland. (Foto: Regionaal Archief Dordrecht)

Wie kent ze niet: de Paul Krugerstraat, Transvaalstraat en Christiaan de Wetstraat. Deze straten liggen alle in de Transvaalbuurt in Dordrecht. Het gemiddelde bouwjaar van de huizen in de Paul Krugerstraat is 1906.  Wat is er gebeurd rond 1900 dat er wel twaalf steden in Nederland zijn met een wijk die de Transvaalbuurt heet?

Eerste multinational

Op 20 maart 1602 werd door een aantal invloedrijke families de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Dit bedrijf kreeg van de regering van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het alleenrecht om als enige handel te drijven op Azië. Dit alleenrecht was niet zo moeilijk te verkrijgen, omdat de toenmalige bestuurders van de VOC tevens zitting hadden in de regeringscolleges. Ons land was in die tijd een oligarchie, dat wil zeggen dat het bestuur van het land in handen lag van enkele rijke families. Naast bestuurlijke macht had de VOC militaire macht. Zo mocht zij naar believen een gebied militair bezetten. De VOC ontwikkelde zich tot de eerste multinational die vanaf 1602 aandelen introduceerde.

Lange zeereis

In de 17e eeuw werd er zeehandel bedreven met grote logge zeilschepen. Een reis om Afrika heen naar Indië of Japan duurde tussen de zeven en negen maanden. Ongeveer halverwege deze zeereis was het zuidelijkste puntje van Afrika (Kaap de Goede Hoop) een ideale plaats om aan land te gaan. De schepen werden hier zo nodig gerepareerd en van proviand en vers water voorzien. De opvarenden konden door rust en het verse voedsel dat zij kregen bijkomen van het lange verblijf op zee. Nederlandse boeren legden in Zuid-Afrika moestuinen aan en er werd zelfs een klein hospitaal ingericht. Na verloop van tijd ontstond hier een permanente nederzetting van Hollandse boeren en ambachtslieden die de Kaapkolonie werd genoemd.

Kemphanen

In het verleden was Groot-Brittannië een geduchte handelsconcurrent voor ons land. In de eerste 150 jaar van het bestaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vochten beide kemphanen wel vier oorlogen uit. In 1806 werd de Nederlandse Kaapkolonie definitief veroverd door de Engelsen. De van oorsprong Hollandse boeren trokken naar meer noordelijker gelegen gebieden in Zuid-Afrika. Daar stichtten zij, veelal ten koste van de inheemse bevolking, twee nieuwe staten: Oranje-Vrijstaat en Transvaal.

Diamanten

In 1867 werden op de grens van de Oranje Vrijstaat en de nu Britse Kaapkolonie diamanten gevonden. Vele schatgravers, meestal Engelsen, kwamen af op de bodemschatten van de Boeren Republieken. De inwoners van Oranje Vrijstaat en Transvaal verzetten zich tegen de Britse gelukzoekers en dit leidde tot de Eerste Boerenoorlog (1880-1881) die eindigde in een overwinning voor de Boeren. De Tweede Boerenoorlog (1899-1902) resulteerde in een kantje boord-overwinning voor de Engelsen. Dit betekende het einde van de onafhankelijke Boeren Republieken. Vooral de tweede Boerenoorlog liet de mensen in ons land niet onberoerd. Uit solidariteit werden in vele nieuwbouwwijken in Nederland straatnamen vernoemd naar ‘helden’ uit de Boeren Republieken. Zoals de vrijheidsstrijder Paul Kruger (1825-1904), die ook president van Transvaal is geweest. Er werden steunfondsen opgezet voor de hulp aan meestal vrouwen en kinderen die werden uitgehongerd in Britse concentratiekampen. Vanwege de mensonterende omstandigheden werden deze kampen later ook wel vergeleken met de Duitse concentratiekampen uit de Tweede Wereldoorlog.  

Wereldtentoonstelling

In 1900 deed Transvaal mee aan de wereldtentoonstelling in Parijs. Het stuurde een groot aantal volkenkundige voorwerpen. Hiermee wilde men de geschiedenis van de Hollandse boeren en de inheemse bevolking laten zien. Rond die tijd was de tweede Boerenoorlog in volle gang. De organisatoren van de Transvaalse expositie durfden de kostbare collectie na afloop van de wereldtentoonstelling niet terug te sturen naar hun thuisland. Zij waren bang dat de collectie tijdens het vervoer beschadigd zou raken of zelfs zou verdwijnen door het oorlogsgeweld. De Dordtse kunstverzamelaar Hidde Nijland bood aan om tijdelijk de collectie te beheren om deze na de vijandelijkheden weer terug te geven. De Zuid-Afrikaanders wisten zich gesteund door Nederland en gaven hem in vol vertrouwen de collectie mee.

Zuid-Afrikaansch Museum

Nijland sloeg de collectie op in zijn huis aan de Prinsenstraat 38. In 1902 stelde de gemeente Dordrecht een expositieruimte ter beschikking. Het leegstaande krankzinnigengesticht aan de Lindengracht, tegenwoordig de Museumstraat, leende zich daar uitstekend voor. Nijland verdeelde de collectie over een aantal zalen. In de hedendaagse museumtuin werd een Transvaals dorp met boerenwoningen nagebouwd, compleet met een zwart geschminkte man. Deze gênante ‘vertoning’, die we tegenwoordig racistisch zouden noemen, eindigde in het najaar van 1902. Datzelfde jaar eindigden ook de vijandelijkheden tussen de Britten en de Boeren en werd de collectie opgeëist door de wettige eigenaren. Nijland wilde in eerste instantie de collectie niet teruggeven. Er volgde een jarenlange juridische strijd over de teruggave van dit cultureel erfgoed. In 1921 vond uiteindelijk de overdracht plaats en sloot het Zuid-Afrikaansch Museum voorgoed de deuren.

Hoofdfoto: Het Transvaalse dorp in de museumtuin.

Henk Mesman. (Foto: Stolk Fotografie)