DORDRECHT – Langs de havens en grachten van Dordrecht werd zorg eeuwenlang dicht bij huis geregeld. Wie geen vast thuis had of niet meer alleen kon wonen – kinderen, ouderen en wie men toen ‘krankzinnig’ noemde – werd uitbesteed aan een gezin in de stad of in de dorpen eromheen. De kerk of het armbestuur betaalde een kleine vergoeding; het huishouden bood kost, een bed en toezicht. (Foto: Kenneth Tan Fotografie)
Vaak liep dat via een omgekeerde veiling: in een zaaltje zakte het bedrag stap voor stap, tot iemand zei: “ik doe het ervoor.” Niet de beste zorg won, maar de laagste prijs. Daarna kwam er een extra bord op tafel en een strozak of bedstee op zolder, en begon het meedraaien in het huishouden.
In Dordrecht sloot dat aan op het dagelijkse werk: sjouwen aan de kades, meel kruien in pakhuizen, leren tellen en wegen aan een toonbank, klusjes in werkplaatsen, erfwerk op het eiland. Voor ouderen betekende uitbesteden vaak een stoel bij de kachel en een bed in het achterhuis; voor kwetsbare volwassenen was het verschil tussen een rustig adres en een ongeduldig huis groot. De vergoedingen waren schraal – meestal één tot enkele guldens per week – en gezinnen die opnamen hadden het zelf vaak krap. Voor hen waren bestedelingen extra handen én een klein vast inkomen; voor wie werd geplaatst, begon het meedoen vanaf dag één.
Lees het hele verhaal vandaag in Dordt Centraal.