DORDRECHT – Wat had hij het geweldig gevonden om het 200-jarige bestaan van Verfspeciaalzaak Schellenbach mee te maken. Maar na 49 jaar werken in het familiebedrijf, dat door zijn voorvaderen in 1835 is opgericht, gaat Frans Schellenbach eind maart definitief stoppen met de zaak. (Foto: Thymen Stolk)

Frans (72): “Ik ben gelukkig nog gezond en fit maar de kans dat ik over elf jaar ook nog fit genoeg zou zijn om te werken, is natuurlijk niet zo groot. Op de verdieping boven de winkel aan de Korte Breestraat 32 is woonruimte die we verhuurden. De huurder ging verhuizen en toen kwam de vraag of we wel weer een nieuwe huurder zouden zoeken. We hebben besloten het pand in zijn geheel te koop te zetten en het duurde niet lang of er meldde zich een koper. Deze heeft andere plannen met de winkelruimte. Dus gaan we nu stoppen.”

Vijfde geslacht

Met het 184-jarige bestaan is Verfspeciaalzaak Schellenbach waarschijnlijk het oudste bedrijf van Dordrecht. Schellenbach is het vijfde geslacht dat eigenaar is van de zaak. Frans kreeg met zijn vrouw Wil een zoon en dochter. Hoewel het bloed kruipt waar het niet gaan kan, zoon Emiel is in hetzelfde vak werkzaam, wilde hij het bedrijf niet overnemen. “Hij heeft ervoor gekozen om bij Luijten te blijven werken en heeft daar sinds vier jaar een eigen filiaal in Capelle aan de IJssel. Hij heeft het reuze naar zijn zin en daar zijn we heel blij om.”

Concurrentie

Wil werkte samen met Frans tot zeven jaar geleden in de zaak. Toen ze 65 werd stopte ze. Frans: “Ik werkte in het verleden vooral voor de groothandel aan bedrijven en industrie. Dat heb ik de afgelopen jaren afgebouwd en nu heb ik alleen nog een paar kleine bedrijven die me als klant trouw gebleven zijn. Daarnaast was ik gebonden aan de winkelopening terwijl de markt voor particulieren steeds moeilijker geworden is. De middenstand heeft meer en meer concurrentie gekregen van internet en grootwinkelbedrijven. Het is bijna niet mogelijk om een verfspeciaalzaak op deze plek te runnen.”

Scheepsindustrie

De betbetovergrootvader van Frans trouwde in 1835 met Johanna Leijdekkers. Daarbij werd aangetekend dat hij huisschilder was en werkte vanuit het pand aan de Riedijk 26. “Het pand aan de Riedijk is nog lang in ons bezit gebleven. Het was zeker in de vorige eeuwen een uitstekende locatie voor de werkzaamheden omdat Schellenbach veel verf leverde aan de scheepsindustrie. De Riedijk lag aan de gelijknamige haven en was een straat vol bedrijvigheid. De scheepvaartindustrie is als klant tot de jaren zestig onze grootste afnemer geweest. Tot halverwege de jaren vijftig telde ons bedrijf ongeveer zestig schilders in vaste dienst. Rond die tijd verhuisde de winkel van de Riedijk naar de Vriesestraat en van daar in 1989 naar de Korte Breestraat.”

Loodwit

“Ik kan me de winkel uit mijn vroege jeugd nog wel herinneren. Het was de tijd dat pigmenten als poeder werden aangeleverd. Mijn vader, die in 1938 de zaak had overgenomen, maakte de verf aan met lood- en zinkwit en lijnolie als bindmiddel. Loodwit is een giftig goedje en mijn vader kreeg gezondheidsklachten. Na een kort ziekbed overleed hij op zijn 61e. Ik was nog maar net in dienst bij het bedrijf en had met Wil twee jonge kinderen. Ik had Wil graag nog wat jaartjes rust gegund om voor Emiel en Daniëlle, die toen nog een baby was, te zorgen. Ze was echter hard nodig in de winkel, zodat ik de groothandel zou kunnen blijven voortzetten.”

Geen spijt

Na mijn studie werkte ik eerst drie jaar in het bedrijf als onderhoudsschilder. In 1973 nam ik het werk van mijn oom over als vertegenwoordiger. Door het overlijden van mijn vader werd ik plotseling eigenaar van het bedrijf.” Wil: “Ik weet het nog precies dat Daniëlle in een bedje op het bureau lag te slapen terwijl ik de klanten in de winkel hielp. Gelukkig was in die tijd winkelsluiting tussen de middag heel gewoon. Dan haalde Frans Emiel uit school en hadden we een moment met het gezin. Iedere morgen ging Frans even langs bij zijn moeder om te kijken of het goed met haar was.” Frans: “Ja, dat deed ik dan onder het mom van even de krant ophalen. Het was een hectische tijd, maar ik heb nooit gedacht: ‘Was ik maar niet de zaak in gegaan’.”