“Stuurman aan wal”
Als je maar vaak genoeg zegt dat er een tweede golf komt, dan komt er een moment dat er geroepen wordt dat die nu echt begonnen is. Mijn 83-jarige moeder is daar best een beetje bezorgd over. Hoewel ik géén arts ben, durf ik te zeggen dat ze gezond is, maar een hoge leeftijd schijnt toch nog steeds te gelden als verhoogd risico op doodgaan aan dat virus. Zelf moet ik als 60-plusser ook op mijn tellen passen, als ik de overheid en de deskundigen mag geloven. Maar daar zit nu precies het probleem waar ik het even met u over wil hebben; ik ben mijn geloof in regering, adviesclub OMT en gezondheidsinstituut RIVM kwijt.
Ben ik nu veroordeeld tot meehuilen met de wolven in het enge bos van de sociale media? Moet ik mij aansluiten bij Viruswaarheid? Uit nijd zou ik het bijna doen. Wat moet ik – en u – met een overheid en deskundo’s die al zes maanden praten over testen testen testen en bron- en contactonderzoek, maar tot de dag van vandaag hun zaakjes niet geregeld hebben? Wat me ook stoort is dat het ‘coronabeleid’ aanvankelijk gestoeld was op de ziekenhuiscapaciteit, dat dus alles gedaan moet worden om geen beddentekort te laten ontstaan op de IC of andere afdelingen van ziekenhuizen, maar de focus verlegd lijkt te zijn naar aantallen besmettingen.
De enige aantallen die mij echt interesseren zijn de aantallen mensen die zo ziek worden dat ze naar het ziekenhuis moeten. Dat zijn er nog altijd bar weinig. Maar de aantallen stijgen, hoor ik roepen. Over een paar weken zullen we zien of het echt ‘mis’ gaat of dat het meevalt. Daar op wachten en niks doen is geen optie, maar regering en adviseurs blijven grijsgedraaide platen promoten, terwijl ik met eigen ogen zie hoe steeds minder mensen zich aan de regels houden. De anderhalvemeterregel is op veel plekken ook onmogelijk te handhaven. Mondkapjes en ventilatie, waar ‘erkende’ specialisten in ons land maandenlang smalend over spraken, komen nu pas serieus in beeld.
Nu vast staat dat wereldwijd minstens 98 procent van de besmettingen in binnenruimtes is ontstaan (over de resterende 2 procent is zelfs discussie) voel ik mij in de frisse buitenlucht hartstikke veilig. Zolang er niemand in mijn gezicht gaat staan te hoesten hoeft die anderhalve meter van mij buiten ook niet meer. Bij elkaar op schoot, of bijeen gepakt bij een popconcert zie ik niet zitten, maar met mondkapjes op met z’n allen in een vol voetbalstadion zou ik wel aandurven. Binnen ben ik veel voorzichtiger. De kroeg, de kantine, school, kantoor, ik blijf er op méér dan anderhalve meter. Liefst helemaal weg.
Het is mijn manier om, met in het achterhoofd mijn moedertje, met het virusrisico om te gaan. Maar dat onderscheid tussen buiten en binnen, waarom is daar zo weinig aandacht voor? Omdat het alleen tussen mijn oren zit? Of omdat voor elk stukje voortschrijdend inzicht eerst ondubbelzinnig wetenschappelijk bewijs moet worden geleverd? Als je buiten (veel) meer toestaat, ben je snel verlost van al die ‘illegale’ binnen-feestjes. Regels zijn er niet om star aan vast te houden, maar om te toetsen of ze (nog) goed werken en zo nodig aan te passen.
Kronkelaar.