Het ziekenhuis, de openhartoperatie, daar moet je maar niet te veel aan denken. Thuis. Daar ben je om te herstellen en om te genieten van de alledaagsheid. Ik loop al weer een paar ochtenden de voordeur uit en zelfs af en toe een blokje om. Dan komt de eerste dag dat het ietsjes minder gaat. Dat hoort er bij. Niet aanstellen. Gewoon doortrappen op de home-trainer. De volgende dag is het veel erger. De huisarts komt op bezoek. Nog maar even aankijken. Daarna gaat het heel slecht. Liggen op bed is heel onwezenlijk. Zitten op de rand van het bed is onmogelijk. Wanneer ik probeer op te staan, kan ik alleen maar proberen de muur te omhelzen. De ambulance wordt geregeld. Ontspannen komt de verpleger binnen en hurkt naast mijn bed. Hij kijkt, voelt en beslist. Hier is haast geboden. Hup op de brancard. Hup in het gele ziekenvervoer. Nog meer haast. Al rijdend wordt een infuus geplaatst. Voortdurend maakt zijn stem contact, haalt mij weg van waar ik nu naar toe wil.

In het ziekenhuis is het een gaan en komen van medische mannen en vrouwen. Met mijn gerepareerde hart lijkt niets mis. Ik mis wel mijn bloed. Er zit bijna geen bloed meer in mijn lijf. De hele nacht worden zakken bloed en plasma aan haken boven mijn bed gehangen. Elk kwartier is er controle: van de infusen, bloedwaarden, zuurstofgehalte, bloeddruk, longen. En iedereen wil weten of ik er nog ben. De volgende dag is alles rondom mij iets rustiger. Nog een nacht bloed en de artsen zijn tevreden, de verpleegsters zijn blij en ik ben weer terug van weggeweest. Op afstand beleef ik de dagen die volgen. Vol verwondering en respect bekijk ik de activiteiten van de hulpverlening om me heen. Het is allemaal mensenwerk. Heftig, ongedwongen, knullig, vakbekwaam. Ik kan en wil het allemaal niet benoemen. Op zondag komt de dokter langs. Mijn maag was kapot. Die blessure is tot rust gekomen. Ik lig nu alleen maar te liggen en moet af en toe een pilletje slikken. De dokter vindt dat ik dat maar thuis moet gaan doen. Dat vind ik ook. De chauffeur wordt gebeld. Mijn tasje is ingepakt. De kamerjas zit ietsjes ruimer dan een paar dagen geleden. Ik ben weg.

Twee ziekenhuizen, de huisartsenpraktijk, de trombosedienst en twee apotheken gaan mijn gegevens actualiseren. Dat heeft wel een paar dagen nodig. Rare tijd waarin ik leef. Binnen drie weken in twee verschillende ziekenhuizen, waarbij mijn leven afhangt van het handelen van mensen die ik helemaal niet ken. Die ik allemaal nog nooit gezien heb. Twee mankementen die niks met elkaar te maken hebben, behalve dat ze mij tot patiënt benoemen. Ik ben daar nog niet over uitgedacht.

Bert van de Water.