Als je ze nodig hebt, dan zie je ze niet. Het is een oude wijsheid, die heden ten dage nog steeds van toepassing is. Voor de afwisseling hoort u van mij dit keer geen kwaad woord over Oom Agent, want die kan met een handjevol collega’s per avonddienst moeilijk overal een oogje in het zeil houden. Zelfs z’n lijpe neefje van Toezicht, ingehuurd als extra ogen en oren, kan niet overal tegelijk zijn. En toch knaagt aan mij een ongemakkelijk gevoel.
Het komt allemaal voort uit een rare gebeurtenis in hartje Dordt. Net uit een stadsbus gestapt betrad ik het zebrapad en zag met hoge snelheid een autootje naderen. Zonder verlichting, terwijl het toch al een tijdje donker was. Met twee handen half opgestoken en de vingers naar de duim bewegend, gaf ik de naderende automobilist een seintje. We zijn immers op de wereld om elkaar een handje te helpen. De dankbaarheid bleek echter niet zo groot.
De auto ging vol in de remmen en kwam 30 meter verder tot stilstand. Stomverbaasd bleef ik staan en aanschouwde hoe een manspersoon van niet nader te duiden origine uit de wagen sprong en mij toeriep: “Hé, vuile kankermongool, wat moet je?” Zo nodig nog verbaasder antwoordde ik op mijn vriendelijkste toon: “Uw lichten brandden niet, ik dacht u even te waarschuwen, dat scheelt u misschien een bekeuring.” Het op mij af komende figuur remde af en draaide zich om.
Terwijl hij weer terug liep naar z’n auto hoorde ik iemand roepen. “Hé ouwe, zijn er problemen?” Voordat ik antwoord kon geven, draaide de heetgebakerde automobilist zich om en riep: “Bemoei je er niet mee, klootzak, anders slaan we jou op je muil.” Pas toen zag ik een tweede onguur type. “Begin er maar aan”, zei de stevig gebouwde voorbijganger. Het duo stoof op ‘m af. Nummer één ging met een directe rechtse knock-out en nummer twee droop meteen af richting autootje.
“Alles kits, ouwe?”, vroeg de brede man. “Ja hoor”, beaamde ik. En weg was-ie weer. Ik wilde nummer twee nog adviseren 112 te bellen voor de uitgetelde nummer één, maar besloot dat één goeie daad per avond wel genoeg was. De volgende dag wilde ik het verhaal thuis vertellen, maar kreeg de kans niet. “Je raadt nooit wat ma gisteren overkomen is.” “Nou?” “Ze heeft 200 euro boete gehad. Haar hondje liep los, net buiten de uitloopstrook.” Tsja, ik moest erkennen, het kan altijd gekker.