Nee, ik heb niks met Formule 1. Ook niks met andere formules. Doet me onwillekeurig denken aan wiskunde. Was ook niet mijn favoriete vak, ontdekte ik op het Gemeentelijk Lyceum. In mijn nog vroegere jeugdjaren kreeg ik van de Sint – of de Kerstman, dat weet ik eigenlijk niet meer – een racebaan. Mijn bolide vloog er in één of andere chicane of andere verraderlijke bocht steevast vanaf. Drukte ik te hard met m’n duim op dat dingetje, u weet wel. Als je er te lang mee speelde gingen die autootjes en die besturingen ook stinken. Na een paar keer was ik er al mee uitgespeeld. Niks voor mij, dat racen. Zou dat ooit overgaan?
In de tijd dat alle belangwekkende sportwedstrijden gewoon op één kanaal te zien waren, kwam er tijdens een zondagavond met het bord op de schoot nog wel eens een Grand Prix of zo voorbij. Mijn moeder noemde het steevast een ‘dodenmars’. Een beetje gelijk had ze wel, menig coureur verongelukte of verbrandde levend. Een wereldkampioen ontkwam aan dat fatale lot en verloor ‘slechts’ een deel van zijn gezicht in een vlammenzee. Nationale helden waren er bij deze sport niet, althans niet dat ik mij herinner. Sinds een paar jaar is dat aan het veranderen, want ene Max uit Limburg rijdt z’n rondjes op het niveau van de wereldtop.
Vrouwlief zette de televisie zondag aan, omdat het betaalkanaal van de Formule 1 de laatste wedstrijd van Max gratis uitzond. Ik had nog kunnen kiezen voor een middelmatig voetbalwedstrijdje voor lege tribunes, maar omdat ‘iedereen’ bevangen leek door een nieuw soort Oranje-koorts besloot ik maar mee te kijken. Bij de start werd onze nieuwe nationale held al gepasseerd en daarna werd het elk rondje saaier. Waar zat ik nou naar te kijken? De achterstand groeide, werd nog eventjes wat minder door een hinderlijk in de weg rijdende teamgenoot van Max, maar die andere gozer ging ‘gewoon’ weer wereldkampioen worden. Tot er op de valreep weer eens iemand crashte.
De voorsprong van de leider in de race werd afgepakt. Het komt mij net zo oneerlijk over als dat zijn auto normaal harder rijdt dan die van Max. De afloop is zelfs bij twaalf miljoen Nederlanders die niet keken bekend. Het was dertig seconden spannend. Daarna volgde een lange emotionele ontlading, die best mooi was. Inmiddels ben ik Max-moe. Al dagen moet ik horen en lezen dat deze jongeman is toegetreden tot het illustere rijtje van Nummer 14, Rembrandt en Onze Lieve Heer. Of hij in dat rijtje thuishoort, mag u zelf bepalen. Ik feliciteer hem van harte met zijn prestatie. Maar ik vond er niks aan, vind er niks aan en ga nooit meer voor de buis zitten om het te aanschouwen.
Thijs