In de vijfde eeuw na Christus eindigde de heerschappij van de Romeinen in Noord-Europa, waardoor een machtsvacuüm ontstond. Krijgsheren, zoals we nu nog in Afrika vinden, vochten onderling met elkaar wie de plaatselijke bevolking mocht afpersen. De meest succesvolle krijgsheer claimde een gebied. De boeren die hier woonden beschermde hij tegen zijn rivalen, de andere krijgsheren. Als tegenprestatie moesten de boeren hem belasting betalen. Deze krijgsheren waren de voorlopers van de latere Europese adel. ( Foto: Stolk Fotografie )
Handelaren en regenten
Rond het jaar duizend werden naast dorpen en boerderijen in ons land steden gesticht. De steden kregen het recht van de plaatselijke adel om zelf een bestuur te vormen. De inwoners van de steden moesten de adellijke heer belasting betalen voor deze gunst. Steden werden meestal gesticht bij rivieren, een ideale plaats voor handelsschepen. Kooplieden gebruikten de stad als uitvalsbasis voor hun activiteiten. Zij verhandelden de producten die geproduceerd werden door boeren en ambachtslieden. Door slaafgemaakten werden in de koloniën landbouwproducten verbouwd waar veel winst op gemaakt werd. Deze nieuwe rijken bouwden in steden zoals Amsterdam en Dordrecht huizen als paleizen. De kooplieden kregen door hun rijkdom een machtspositie. Zij werden in de lands- en stadsbesturen vertegenwoordigd door de regenten. De adel ging, zeker in de 17e eeuw, de macht met hen delen.
De Oranjes
Het gebied waar wij nu wonen werd tot 1581 (Plakkaat van Verlatinghe) geregeerd door de heer der Nederlanden Filips II, tevens koning van Spanje. Hij woonde niet in de Nederlanden, maar in Spanje en werd hier vertegenwoordigd door een stadhouder. In 1559 werd de adellijke Willem van Oranje Nassau aangesteld als stadhouder door Filips II. Halverwege de 16de eeuw ontstond er een conflict tussen de inwoners van de Nederlanden en Filips II. Willem van Oranje Nassau, op dat moment stadhouder, koos de kant van het volk en werd zelfs opstandelingenleider. Sommige zeggen dat hij dat deed uit mededogen met de inwoners van de Nederlanden. Anderen beweren dat hij de toekomst van zijn familie financieel veilig wilde stellen. De Nederlanden behoorden immers tot één van de rijkste gebieden van Europa. Zijn stellingname tegen Filips II heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het ontstaan van het huidige Nederland. Willem van Oranje Nassau bleef de titel stadhouder voeren ondanks dat hij Filips II niet meer vertegenwoordigde. Het stokje werd na de dood van Willem van Oranje Nassau overgenomen door zijn zoon Maurits. Tot dan toe leefden de Oranjes relatief sober en stonden dicht bij het volk en de regenten. Dat zou echter veranderen met de komst van Amalia van Solms-Braunfels.
De Winterkoning
Op 13 april 1621 arriveerde in Den Haag de koning van Bohemen Frederik I samen met zijn vrouw Elizabeth Stuart. Beiden waren verdreven uit Praag, de hoofdstad van Bohemen, vanwege een godsdienstkwestie. Frederik I had slechts één winter over Bohemen geregeerd vandaar zijn bijnaam ‘Winterkoning’. Stadhouder Maurits, de neef van de ‘Winterkoning’, ontving hen gastvrij. Zij betrokken het huis van de in mei 1619 geëxecuteerde Johan van Oldenbarnevelt.