De bel gaat. Een beetje een rare tijd. Ik verwacht niemand. Toch maar open maken. Ik kijk door het loergaatje. Volk dat ik niet ken. Het zal mij benieuwen. Ik zet de deur open. Links en rechts van de deuropening staan twee jonge mensen. Ze zien er niet uit als Getuigen van Jehova of andere christelijke colporteurs. Jong, ik denk zeventien jaar, het kan een jaartje meer of minder zijn. Volgens mij ben ik nooit zeventien geweest, in elk geval weet ik dat niet meer. Links staat een knul, binnenkort een jongeman. Krullen kronkelen overal onder zijn zomerhoed uit. Rechts staat een meisje, binnenkort een jonge vrouw. Stralend kijken ze mij aan.

“Wat een grote deur. Wonen hier de grote mensen?” Een betere openingszin heb ik eigenlijk nog nooit gehoord. Ze hebben zich goed voorbereid. Er wordt mij een heel verhaal verteld over het Nationaal Oranje Comité. Dat er door het Oranje Comité geen geld meer wordt ontvangen van de regering. Dat het Comité zelf op zoek is naar geld. Of ik ook een beetje wil betalen. Voordat ik nee heb gezegd, wordt aan mij uitgelegd wat er allemaal in de naam van Oranje gedaan wordt. Achterstandsgroepen, wijkactiviteiten, culturele aspecten. Ik kan het niet onthouden. Achter de rug vandaan wordt een gedisciplineerde map tevoorschijn gehaald. Oranje is als kleur dominant, dat kan ik nog zien. Verder lijkt het mij een lijst die ik met mijn naam moet invullen en aftekenen. Dat doe ik eigenlijk nooit aan de deur. Als er gecollecteerd wordt, geef ik aan de buurvrouw, omdat zij de moeite neemt om iets te doen, wat ikzelf niet doe. Ik leg het aan de jonge stadstijgers uit. Aan de deur niet welkom. Stuur maar op. Ik lees het wel een keer. Toedeledoki.

De hele avond jeukt het een beetje tussen mijn oren. Dat was niet aardig van mij. Twee zulke leuke jonge mensen. Vrolijk, vasthoudend, plagend en speels. Zo’n goed voorbereide presentatie voor een maatschappelijk doel. Ik hoop dat ze die avond niet nog meer van die sjaggerijnige kerels aan de deur hebben getroffen. Natuurlijk moet ik aan de deur opletten dat ik niet belazerd word door stroopkoekenverkopers, kaartenmakers en andere kruimeldiefjes. Maar tjonge tjonge, als ik de lol vandaag niet meer kan zien bij twee jonge mensen die geloven in een goed doel, dan ben ik toch wel aan het afglijden. Misschien ben ik al uitgegleden en zak ik weg in de modderpoel van mopperpotterij. Nou weet ik wat er bij mij jeukt. Ik schaam me een beetje. Die vijf of tien euro wil ik best betalen voor een beetje maatschappelijke pretmakerij. Dat Nationaal Oranje Comité klinkt wel erg suffig, maar als dat jonge spul erachter staat, dan vind ik het best. Ik hoop dat ze nog een keertje aanbellen.