DORDRECHT – Henk Mesman belicht iedere maand een verhaal uit de geschiedenis van Dordrecht. Met het oog op de naderende herdenking van de Watersnoodramp, die in februari zeventig jaar geleden plaatsvond, schrijft hij deze maand over de Dordtse strijd tegen het water. Met name voor de binnenstad is die gecompliceerd. In 1941 werd een bijzonder plan gepresenteerd om een extra dijk aan te leggen in de Oude Maas. 

Elke Dordtenaar weet waarom men zegt “je loopt niet in de Voorstraat, maar op de Voorstraat”. De Voorstaat is een dijk, waar je op en niet in loopt. De dijk is ooit een onderdeel geweest van een ringdijk met een lengte van ongeveer 175 kilometer die in de middeleeuwen om de polder de Grote- of Hollandsche Waard ten zuiden van Dordrecht lag. Dit enorme landbouwgebied is samen met de ringdijk ten onder gegaan als gevolg van de Sint-Elisabethsvloed van 1421. Slechts anderhalve kilometer van de ringdijk is nog steeds onderdeel van onze stad. En uiteindelijk werd dit stukje dijk, de Voorstraat, de belangrijkste straat van Dordrecht. Op de momenten dat het water in de Oude Maas te hoog is en ver buiten zijn oevers treedt, geeft de Voorstraat(dijk) maar weinig bescherming. De dijk ligt midden in de oude stad, waardoor alles ten noordwesten van de Voorstraat gemakkelijk ten prooi kan vallen aan het wassende water. Bovendien de Voorstraat is gewoon te laag. Het is zelfs de laagste dijk van het hele deltagebied in zuidwest-Nederland.

Vloedplanken

Om de Voorstraat te verhogen zouden alle historische panden eerst afgebroken moeten worden. Uiteraard kan niemand dat over zijn hart verkrijgen. Op 13 januari 1916 kwam het water van de Oude Maas tijdens een noordwesterstorm hoger dan de Voorstraat. Binnen afzienbare tijd stond de hele stad blank. Hoe hoog het water toen stond, is goed te zien op de vloedsteen in het poortje dat leidt van de Varkenmarkt naar de Groenmarkt. Het gemeentebestuur in 1916 wilde in de toekomst het overspoelen van de Voorstraat voorkomen. Dit deed men door de huizen onderdeel van de waterkering te laten zijn. De huizenrij op de Voorstraat, waarvan de achterkant aan de Wijnhaven of de Voorstraathaven grensden, waren verplicht bij naderend onheil hun huizen hermetisch af te sluiten aan de Voorstraatzijde. Mocht onverhoopt het hoge water uit de Oude Maas de huizen binnendringen dan kon dat niet uit de huizen lopen, de Voorstraat op, en zo de rest van de stad onder water zetten. Voor dit afsluiten werden vloedplanken door de gemeente in bewaring gegeven aan de bevolking om zo nodig te gebruiken.

Een dijk vóór de stad

Tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1941 heeft men het plan geopperd om een dijk in de Oude Maas vóór de stad te leggen. Dit plan heeft men laten onderzoeken door ingenieur Johan van Veen, directeur Algemene Dienst Rijkswaterstaat. Dit project kon in die tijd worden gerealiseerd voor 9 miljoen gulden. Hij vermeldde wel in zijn eindverslag van 27 augustus 1941 dat de ‘skyline’ van de stad vanaf de rivier zou worden verstoord. Maar dat zou kunnen worden gecompenseerd door wandel- en fietspaden op deze dijk aan te leggen. Dit project is echter nooit van de grond gekomen. Na de oorlog in 1945 had men wel wat anders aan het hoofd.

De watersnood van 1953

In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953, dit jaar 70 jaar geleden, viel het springtij samen met een noordwesterstorm. Het Noordzeewater werd opgestuwd richting onze kust. Het water, in de brede Zeeuwse zeearmen en de rivieren die in zee uitmonden, kwam tot uitzonderlijke hoogte. “Op de Boombrug stond het water tot boven het wegdek. Het water stroomde zo hard, in de ondergelopen stad, dat de straatstenen op sommige plekken wegspoelden”, aldus de toen 18-jarige ooggetuige Dick Smeulers. De houten vloedplanken die na de vorige ramp in 1916 waren verstrekt aan de bevolking boden geen soelaas. Het water kwam hoger dan de vloedplanken. Bovendien waren veel planken zoek, omdat deze in de oorlog waren opgestookt in de kachel.

Deltawerken

Na deze ramp moest er een kustverdedigingssysteem voor de Nederlandse zuidwestelijke delta komen, vond men. De provincies Zeeland, zuidelijk Zuid-Holland en Noord-Brabant moesten voor ‘altijd’ gevrijwaard blijven van extreem hoogwater. Johan van Veen, dezelfde die in de jaren veertig de dijk vóór Dordrecht had bedacht, kreeg de opdracht om een deltaplan te ontwerpen. Door de zeearmen in Zeeland af te sluiten kon via die weg het hoge water Dordrecht niet meer bereiken. Daarnaast werden alle kwetsbare dijken verhoogd, tot de veilige deltahoogte. Dit op deltahoogte brengen gold helaas niet voor de Voorstraat, vanwege de reeds genoemde historische bebouwing. Via de  Nieuwe Waterweg, die een open zeeverbinding is zonder sluizen, kon het hoge water Dordrecht nog steeds bereiken. Men erkende dit gevaar en in 1997 werd de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg geplaatst. Nadat hiermee de Noordzee ‘getemd’ was, kon het hoge water nog alleen maar van de rivieren uit het achterland komen. Vooral de laatste jaren zien we dit steeds vaker gebeuren, veroorzaakt door de toename van de neerslag. Het vloedplankensysteem uit 1916 is daarom tot op heden nog in gebruik. De huizenrij op de Voorstraat aan de kant van het stadhuis heeft haken ten behoeve van deze vloedplanken. De huizenrij aan de overzijde van de Voorstraat dus niet. Elke laatste woensdag in september wordt er geoefend met de vloedplanken.

Henk Mesman. (Archieffoto: Stolk Fotografie)