DORDRECHT – Iedere maand schrijft Henk Mesman voor Dordt Centraal een column over een episode of onderwerp uit de geschiedenis van Dordrecht. Deze maand: de gebroeders De Witt en de vloot die onder leiding van Michel de Ruyter ten strijde trok tegen de Engelsen.
Na de eerste Engelse zeeoorlog, van 1652 tot 1654, bleek dat de Nederlandse vloot veel zwakker was dan de vloot met veel zwaardere schepen van de Engelse marine. De toenmalige staatslieden Johan en Cornelis de Witt begrepen dat er een nieuwe sterke vloot moest komen, om onze zeehandel te beschermen. Zij bouwden elf jaar lang aan een zeemacht die de oceanen nog niet eerder hadden gezien. In Michiel de Ruyter vonden de beide broers een admiraal die in staat was deze enorme hoeveelheid schepen tot een ware oorlogsmachine te smeden. Het tweede grote treffen met de Britse marine vond plaats in de jaren tussen 1665 en 1667. Een belangrijk deel van de Nederlandse oorlogsschepen lag ten zuidoosten van Texel voor anker en moest via de zee-engte tussen Texel en Noord-Holland naar de Noordzee. De loodsen vonden het zeegat te ondiep. Johan stapte in een statenjacht en peilde het water en constateerde dat de zestig schepen met gemak over de ondiepten heen konden. Deze actie is des te opmerkelijker, omdat Johan geen enkele nautische ervaring had.
In deze tweede Engelse oorlog was de Britse vloot niet opgewassen tegen de marine van de Nederlanders. De beide mogendheden probeerden tot een vrede te komen in Breda. Engeland traineerde de besprekingen. Johan en Cornelis opperden een plan aan De Ruyter om Londen te bestoken. De Ruyter was in eerste instantie hier op tegen; te gevaarlijk, vond hij. De beide broers De Witt hielden echter voet bij stuk. Cornelis ging zelfs mee met de vloot naar Londen, in de hoedanigheid van toezichthouder van de Staten-Generaal. Het werd een groot succes er werden verscheidene grote Engelse oorlogsschepen in brand geschoten. De bevolking van Londen was in paniek. Samuel Pepys, een Britse hoge ambtenaar, schreef in zijn dagboek ‘De duivel schijt Hollanders’. Er kwam nu snel een vrede in Breda tot stand.
Vijf jaar later, in 1672, wilden Frankrijk en Engeland de rijke koopmansrepubliek helemaal wegvagen. Lodewijk de XIV van Frankrijk en de Engelse koning Karel de II hadden een geheime afspraak met elkaar gemaakt in het Engelse plaatsje Dover. Eén van de afspraken was om het grondgebied van de Nederlanden te verdelen tussen beide koninkrijken. Frankrijk viel ons land binnen via het prinsdom Luik en het prinsdom Keulen met een leger van 120.000 man. De Engelsen probeerden met een gecombineerde Engels-Franse vloot een landing op onze kust uit te voeren. Een groot deel van de Nederlandse vloot lag weer ten zuidoosten van Texel en weer vonden de loodsen het onverantwoord om de oorlogsschepen uit te laten varen. Echter, de ‘Loods van Staat’, Johan de Witt, stapte wederom in een sloep om de diepte te meten van de zee-engte. En weer bleek er voldoende water te staan voor de grote oorlogsschepen. Michiel de Ruyter kreeg de opdracht om de vijandelijke vloot op te zoeken en te vernietigen. De Ruyter verzocht de Staten-Generaal om Cornelis de Witt mee te laten varen als toezichthouder. De samenwerking tussen beide mannen was, tijdens de vorige zeeoorlog tegen de Engelsen, zeer succesvol geweest. De vitaliteit van Cornelis de Witt werd ernstig ondermijnd door reuma-aanvallen. Hij voelde zich echter verplicht om aan het verzoek te voldoen en met de vloot ten strijde te trekken.
Ondanks tegenwind slaagde de Nederlandse vloot er in de Engelse kust te bereiken. Bij het plaatsje Solebay lag de gecombineerde Engels-Franse vloot voor anker. Toen de Nederlandse masten achter de horizon opdoemden, waren de Engelsen volkomen verrast. Ankerkabels werden gekapt en omdat de wind zo zwak was, werden de Britse oorlogsschepen met roeiboten in slagorde gebracht. De Nederlandse vloot had nog steeds met tegenwind te kampen en naderde heel langzaam. De Ruyter had met Cornelis de tactiek goed doorgesproken. In de ochtend van 7 juni 1672, nadat de wind gedraaid was en de Nederlanders konden aanvallen met de wind in de rug, barste de strijd om acht uur in de ochtend los. Cornelis zat in een leunstoel op het hoogste dek van het vlaggenschip ‘De Zeven Provinciën’. Op deze manier kon hij de slag overzien, zo goed en zo kwaad als het mogelijk was. Om negen uur in de avond was de zeeslag voorbij. Aan de Engelse zijde waren er ongeveer 3.000 gesneuvelde zeelieden en op de Nederlandse vloot niet meer dan 300. Het gevaar van een landing op onze kusten was voor het jaar 1672 afgewend. De vloot en de waterlinie gaven zoveel bescherming dat ons land de zelfstandigheid behield. De Engelsen gaven het in 1674 op en de Fransen in 1678.
Reageren ? Ga naar www.henkmesman.nl.
Afbeelding: Hoog op het achterdek, bij de vlag van het schip ‘De Zeven Provinciën’, zat Cornelis de Witt in zijn stoel en overzag de zeeslag bij Solebay.