DORDRECHT – De euro bestond in januari 25 jaar. Reden voor Henk Mesman om in zijn maandelijkse historische rubriek te duiken in de geschiedenis van de munt als betaalmiddel. 

Handel is zo oud als de mensheid. Wanneer er een overschot is van een bepaald product en een tekort  aan een ander product wordt er geruild. In vroeger tijden werd de veestapel vaak gebruikt als ruilmiddel. Het Latijnse woord ‘pecus’ betekent vee. Later is het woord pecunia, wat geld betekent, hiervan afgeleid. Gaandeweg  ontstonden er praktische problemen bij deze vorm van handel. Een kip stop je niet zomaar in je portemonnee. Er moest een gemakkelijk hanteerbaar tussenruilmiddel komen.

Van metalen tot munten

Toen metalen hun intrede deden in de primitieve samenlevingen veranderde er veel. Metalen konden worden gesmolten, gegoten gewalst, gesmeed en bewerkt tot een waardevol voorwerp. Metalen zijn dus universeel toepasbaar en daardoor bij uitstek geschikt als tussenruilmiddel. De eerste metalen munt werd bij de Romeinen geslagen in het jaar 280 v.C. Deze Romeinse munt, de ‘aes‘, had een gewicht van 327 gram aan brons. In de daarop volgende eeuwen werd deze munt steeds lichter. Tijdens het bewind van keizer Marcus Aurelius (121-180 n.C.) woog de aes nog ongeveer 12 gram. De Romeinse Republiek behoorde zeker niet tot de pioniers op het gebied van het slaan van munten. Andere beschavingen uit het Middellandse Zee-gebied maakten al veel eerder gebruik van deze betaalmethode.

Goud en zilver

Voor een gladius, een kort steek- en hakwapen, heb je ongeveer 1,5 kilo brons nodig. De materiaalkosten zijn dan 1500/12 = 125 aes. Tel daarbij het arbeidsloon en de winst bij op, dan rekent de smid al snel 200 aes. Uit de bovenstaande berekening blijkt dat het gewicht van munten in het verleden altijd de waarde van de munt bepaalde. Zilveren en gouden munten zijn van een schaarser materiaal gemaakt en daardoor waardevoller. In de middeleeuwen waren in Europa vele soorten munten in omloop. Wanneer een koopman zaken wilde doen dan wisselde hij, als dat nodig was, eerst zijn munten tegen lokale munten in. De geldwisselaar bepaalde allereerst met een balans of het gewicht van de munt correct was. Vervolgens liet hij de munt op een vlakke marmeren steen vallen. Aan de klank waarmee de munt op het marmer viel, kon hij horen of het gehalte van goud of zilver goed was. De munt kon vervolgens met een vergelijkbare lokale munt gewisseld worden.

Zeven landjes

Ons land als vrije natie bestaat bijna 450 jaar. De eerste 214 jaar bestond ons grondgebied uit zeven min of meer zelfstandige landjes. Elke landje (gewest) had zijn eigen bestuurscollege (Staten). Zo had je de Staten van Holland, Staten van Utrecht, enz. Het overkoepelend orgaan, de Staten-Generaal, was in Den Haag gevestigd. Deze zeven landjes bij elkaar noemden zich de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Staten-Generaal bepaalden voor de Republiek het uiterlijk, waarde en gewicht van de uit te geven muntentypen. Op enkele details na was er dus een grote uniformiteit tussen de munten van de verschillende landjes. De bestuurscolleges (Gewestelijke-Staten) van de diverse landjes, in samenspraak met de Staten-Generaal, wezen een muntmeester aan die verantwoordelijk was voor het slaan van de munten. Voor Holland werden de munten in Dordrecht geslagen en voor Zeeland in Middelburg. Particuliere investeerders lieten hier hun zilver, goud en brons omsmelten en walsen tot platen. Na dit proces werden uit deze platen rondellen (muntplaatjes) geponst. De zilveren rondellen voor guldens wogen 10 gram, voor tweeguldenstukken 20 gram. Deze ronde schijfjes werden met hardmetalen stempels op de ene zijde van een beeltenis voorzien en op de andere zijde werd de waardeaanduiding aangebracht (zie afbeelding). De hoeveelheid munten die er in omloop werd gebracht lieten de overheden (Staten-Generaal en Gewestelijke-Staten) aan de marktwerking over.

Bijbel en lans

Ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden stond op de beeldzijde van de gulden de volgende voorstelling: een dame leunt met haar linker elleboog op de bijbel. In de oude republiek was Gods woord het uitgangspunt voor alle politieke beslissingen. In haar rechterhand houdt zij een lans vast met op de punt van deze lans een hoed. De lans geeft de macht aan van de Republiek. De hoed op de lans is een oud Romeins symbool dat staat voor vrijheid.

Piek of pop

Mensen hebben door alle tijden heen bijnamen aan muntstukken gegeven. Op de gulden stond een dame met een lans. Deze werd ook wel een piek genoemd. Het lag dus voor de hand dat de mensen het over een piek hadden als zij een gulden bedoelden. Maar de dame op de beeltenis werd ook gebruikt als bijnaam voor een gulden. Een mooie vrouw werd wel pop genoemd in de zeventiende eeuw. Wie kent niet het legendarische radioprogramma uit de jaren 70 van de vorige eeuw ’50 pop of een envelop’. Na de Franse tijd ging ons land vanaf 1813 verder als koninkrijk. Dit republikeinse beeltenis verdween en werd vervangen door koning Willem I. Maar de namen piek en pop zijn gebleven, tot aan de invoering van de euro op 1 januari 1999, 25 jaar geleden.