“Poppetje gezien. Kastje dicht.” Terwijl Miranda naar haar werkplek loopt, wordt de rits van haar opengevallen bodywarmer tot bovenaan gesloten. “Wat zal het zijn”, zegt ze tegen de verbouwereerde klant die staat te wachten bij haar marktkraam. “De wereld is volslagen gek geworden”, praat ze verder. “Wanneer je geen negentien jaar bent, honderdtachtig centimeter lang en maatje zesendertig, lig je d’r helemaal uit. Dan ben je te oud, te klein, te dik. Lazerstraalt allemaal het heen en weer.” De klant is het helemaal met haar eens. Jaren geleden wordt er op een verjaardag vooral over de familie geroddeld. Nu gaat het vooral over het rechttrekken van tanden. Het bleken van het gebit. De kwaliteit van de tatoeëerders. Het plaatsen van siliconen. Het wegzuigen van vetten. Het opvullen van kale hoofdhaarplekken, voedingssupplementen, waxen, tandschildjes, maagverkleining, kleurlenzen, vitaminen, haarweven en bruinen op de zonnebank.
Terwijl de bestelling wordt verzorgd, is het volgende onderwerp aangesneden: de programma’s op de televisie. Miranda kijkt niet veel meer naar de televisie. Het journaal, af en toe een goeie film, dat is het wel zo’n beetje. De klant volgt alles. Het janken en zeuren bij Dr. Phil. Die vieze medische programma’s over vieze kwalen en gebreken, die zo vies zijn dat je er niks van wil weten. Obese gaat over mensen die tweehonderd kilo en meer wegen. Heel erg die mensen kunnen eigenlijk niet meer lopen en gaan snel dood. Anorexia gaat over mensen die veertig kilo en minder wegen. Heel erg die mensen kunnen eigenlijk niet meer lopen en gaan snel dood. Boulevard, Shownieuws, bevallingen, de nanny voor opvoedingsproblemen, scheidingen, ontvoeringen, de koningin, de koning en Maxima. De klant kijkt het allemaal. Het is toch zo erg wat je allemaal ziet.
Miranda ziet alles bij haar voorbij komen en zegt maar niks. De klant heeft altijd gelijk. Maar nu heel even niet. “Joh, ik kijk nergens meer naar en kijk nergens van op. Toen ik vijfentwintig werd, vond ik dat erg. Toen ik dertig werd, was ik geen twintig meer. Ondertussen heb ik overal lak aan. Denk jij dat zo’n potje met smeersel bij de drogist vandaan, ons een dagje jonger maakt? Nee toch? D’r wordt bij mij thuis niet geklaagd en ik klaag zelf ook nergens over. Ja, die van mij is weleens chagrijnig. Dat moet ‘ie zelf maar weten. Dan zoekt ‘ie het maar een dagje zelf lekker uit. Kan geen kwaad, wordt ‘ie een grote vent van. Hij komt toch wel thuis om te eten. Lachen, lachen, dat moet je doen. Dat schudt je gal door de lever. Echt, doe het maar eens, heb je er gelijk niet meer de pest in. En, niet vergeten, af en toe het kastje open. De wind fris om je heen laten waaien. Het poppetje laten zien. Verder nog iets?”
Bert van de Water.